Het Hollands bockbier is te zoet, maar de bar een goed toeven.
Er is bekijks, gespreksstof dwarrelt neer over niks,
het bedekken van lichaam, dialect, over journalistieke troeven.
Op verzoek mag mijn haar zelfs even los, pratend
met nieuwe mensen, bekenden en daar ben jij.
Ik laat als gehackt alles vallen, want dan, ook na lang, weten wij.
De kroeg gaat sluiten, de deur is al op slot.
’t Personeel snackt en wij dansen zonder vaart,
alsof in dagelijkse kost; zonder ratio, zonder doel.
maar we betrachten nauwelijks nog woorden te belasten.
Wij lachen, bewegen, jij kunt zo prettig leiden en ietwat later
tasten wij, betasten wij in het duister ons slechts zuivere gevoel.