‘Oliebollen’, zei hij resoluut.
‘In oktober zijn ze er al in van die kramen
Daar kunnen ze me ‘snachts voor wakker maken’.
‘En jij?’, vroeg hij toch wel onverwacht.
‘Eh, voor mij geen voedsel in de nacht
Overdag is al genoeg verstouwd aan indruk en gekauw
Maar een streling, zo in mijn bed
Of het een droom is of echt
van een geest of lieve gek
En, niet dat het op die tijden gebeurt,
vallende post op de mat, de magie van reizend papier,
bestemming bereikt
Bij die dingen wil ik zijn, daarvoor
ontwaak ik met plezier’.