‘Heeft u uw hondje gewogen?’
‘Oh ja, vergeten’. De corpulente man loopt richting de weegschaal en trekt het mormel dat aan een riempje zit op de grote vierkante plaat in de wachtkamer. Het hondje zet zich even af, maar staat er algauw op.
De man tuurt enige tijd naar het schermpje en mompelt: ‘eh, achteneenhalf.’
‘Wat zegt u? Acht komma vijf kilo?’ De assistente werpt nog eens een keurende blik op het hondje. Ze komt dan achter haar bureau vandaan en nogmaals sleurt de man in een beweging het hijgende beestje op de plaat.
‘Vier komma zes dus’, zegt ze kort en zo luchtig mogelijk.
‘Ja.’