intern speelt de terrorist met hormoonspiegels
die gillen en botsen op een kermis
zwellen en schuren met een stem die alles omlaag
sleurt naar een afgrond die niet bestaat
dus je valt niet, maar het eindeloze niets staart
naar snel vet wordend haar, plofkipgevoelens en mineur van
rusteloze melancholie
‘laat maar, laat maar, tot het ooit gaat
wacht maar, ik breek je baarmoederwand’
die dan, jawel, uiteindelijk
eens loslaat en vloeit in liters en draden ongemak,
opgespaarde ellende en afval, ongescheiden
en ongecensureerd lijk je wel slecht gecuretteerd
maar dan nadert langzaam wel het einde
van deze kakofonie
op het toppunt van breken
balt een groteske woede samen
een onmacht over alles, werkelijk alles
wat maar er maar is en wat je brein binnenvalt
je kunt huilen van woede maar de terrorist
kan slikken, je hebt alleen de traan om de kleinste gestalt
zoals de dansende slierten in een autowasstraat, het waslaagje
dat druppelsgewijs op ramen valt, het zwak voor schrijvers uit Gent
en de mensen groeten je
en kijken je aan alsof je woest aantrekkelijk bent
‘rot op’, glimlach ik terug, of anders..
zij kunnen er niets aan doen
al hoop ik soms oprecht van wel