Er hing een scherp zonnetje, waaide een stevig windje en de grond was zompig. Ze keek naar de modder om niet uit te glijden en om natte voeten te voorkomen slalomde ze om de plassen. Een to-do-list verscheen in haar hoofd. En of het wel goedkwam, hoe cirkels te doorbreken, vierkanten af te ronden. De drek was hardnekkig, maar de pas hield ze erin. Plotseling passeerde er een jongeman van ongeveer twintig. Geheel onverwachts zei hij recht in haar gezicht: ‘Iets mooiers dan de benenwagen bestaat er niet’. Het galmde en galmde maar door. Soms moest ze dingen horen.

Twentsche Courant Tubantia, 25-02-20